Op het randje van aanhaken en moeten lossen
Voor de Hans Classic van Brasschaat (BE) naar Willemstad moet ik ’s ochtends even een drempel over. De vorige avond heeft het flink gesneeuwd en is een kille Oostenwind voorspeld. Ik ben nog moe en het is zo lekker warm in bed… 132 kilometer is ook zo vroeg nog in het seizoen. Kunnen we niet een keer overslaan?
Maar Bart wil er niets van horen en is vastberaden me over te halen. Eerst nog smekend – “Ga nou mee lief” – maar daarna met dreigementen: “We moeten trainen” – me herinnerend aan The Ride, de tocht die me als een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt. Ook vanuit België wordt de druk opgevoerd. De weg is vrij, meldt Hans Tillie, organisator van de tocht.
Uiteindelijk geeft het vooruitzicht dat ik een straks misschien een fantastische rit ga missen, de doorslag. Snel kleed ik me aan en zetten we de fietsen op de Peugeot. Nog op tijd spoeden we ons we richting Antwerpen.
Ik zal vandaag de enige vrouw in de fietsgroep zijn
In Brasschaat aangekomen parkeren we bij een jeugdvoetbalclub en ontmoeten we onze fietsmaatjes van de dag. Ik zie al de nodige bekenden, zoals Bart (Verkroost), Marcel en Koene, die ook The Ride fietsen. Patricia Leemans, de echtgenote van Hans, rijdt achter ons aan in de volgwagen. Ik zal vandaag de enige fietsende vrouw tussen veertien mannen zijn, zie ik.
Nu schrikt me dat niet snel af. Ik kom in een groep gewoonlijk wel mee. Maar het is koud, erg vroeg in het seizoen en we gaan ruim 130 kilometer fietsen, verder dan ik in lange tijd gedaan heb. We gaan gemiddeld 28 kilometer per uur rijden, zo is beloofd.
Nou ja, hopen maar dat het goed komt. Meestal komt het goed namelijk.
Speeddaten op de racefiets
We fietsen direct vanaf het begin lekker door. Het tempo ligt zo rond 32 kilometer per uur. Het is ijzig koud. Gelukkig kom ik vroeg op kop en krijg ik het snel warm. We rouleren vanaf het begin, wat in zo’n nieuwe groep wel lijkt op speeddaten op de racefiets. Steeds kijk ik even opzij: wie heb ik nou weer naast me fietsen?
De ene keer is het een bekende of zie ik het oranje stuurlint van mijn eigen wielerman naast me opduiken – “Hey!” -, de andere keer is het een Vlaming uit de wielerclub van Hans Tillie. Tegen de tijd dat ik ben doorgedraaid naar achterin de groep, zit ik onder de modderspetters. Leuk dat Vlaams: “Het is hier vettig achterin”.
Geen D1-training
De wind krijgen we een paar keer flink voor de kiezen maar grotendeels hebben we ‘m in de rug. We rijden flink door en na elke bocht moet ik op de pedalen om te voorkomen dat er een gat valt. Dit is alvast geen D1-training voor mij, zoveel is zeker. Zo intensief heb ik sinds het najaar niet meer gefietst.
De tweede keer dat ik op kop kom, fiets ik naast Koene, die steeds een half wiel vóór ligt en een tempo boven de 35 kilometer per uur aanhoudt. Ik laat me niet kennen en ga met hem mee. Gelukkig hebben we de wind vol in de rug. Zo gaat het al snel met 36, 37 kilometer per uur de dijk over naar Dinteloord, waar we pauze zullen houden.
Dat gaat wel goed op kop hè Janneke.
In het café wordt gelachen dat het juist met mij op kop het zo hard ging… wat ik wil relativeren want ik volgde alleen Koene maar. “Dat gaat wel goed op kop hè Janneke”, vraagt Hans. “Met de wind in mijn rug wel ja”, antwoord ik. En dat meen ik, want ik ben helemaal niet zo sterk in de wind. Bovendien weet ik dat ik niet meer al te gek moet doen.
Stevige zijwind
Na de pauze is het voor iedereen even doorbijten in de kou. Maar niet voor lang, want het tempo wordt meteen weer opgepikt. En dit keer werkt de wind niet mee.
Een groot deel van de terugtocht hebben we stevige zijwind. Nu blijkt meteen ook het nadeel van rouleren als je niet zo sterk bent. Onze groep draait rechtsom terwijl de wind van links komt, dus heb je een flinke weg af te leggen aan de ‘hoge kant’ ofwel de windkant. Tegen de tijd dat je op kop komt, ben je al doodop. Het tempo blijft niettemin rond 33 liggen. Van echt waaierrijden is geen sprake, daarvoor is de weg te smal.
Ik zit ergens achterin de groep en heb al een tijdlang met moeite in de wind gereden – we hebben nog zo’n 40 kilometer te gaan – als het me niet meer lukt om bij het doordraaien tempo naar voren te maken. Er ontstaat een gat, mijn hartslag schiet omhoog en de verzuring slaat toe. “Oh jee…”
Ik zie de bui al hangen. Dit ga ik zo niet volhouden.
Aan deze dijk komt voorlopig geen einde en het tempo wordt stug hoog gehouden. Ik zie de bui al hangen. Dit ga ik zo niet volhouden. Als ik zo doorga, blaas ik me op. Nu moet ik niet langer wachten, tijd om hulp in te schakelen.
Ik doe het niet graag maar gelukkig ben ik er niet te trots voor. Rechts naast me fietst Koene, die kan ik het wel vragen. “Koene, wil je me even helpen”, hijg ik. Hij duwt me met een hand in mijn rug een stuk vooruit, waarna hij en Hans zich zo manoeuvreren dat ik uit de wind kom te fietsen.
Wat een verschil en wat een opluchting. Schuin achter de grote gestalte van Koene kan ik even op adem komen.
Toch wordt het niet echt makkelijker voor me. De groep blijft door rouleren en ik besluit – van lieverlee – om achteraan te blijven rijden zodat ik niet mee hoef te draaien en uit die windkant kan blijven. Maar iedereen die weleens in een groep rijdt, weet dat achteraan niet de beste plek is. Zo rook ik mezelf langzaam maar zeker op. En het is nog zo’n eind!
“Er zijn mannen hier die meer zitten af te zien!”, verzekert een Vlaamse renner in wit-zwart tenue me. Zou het echt? Ik kan het me nu niet voorstellen. Hij biedt me een reepje aan. “Nee dat is het niet, het is de wind”, hijg ik.
Wat te doen? Toch maar weer meedraaien
Wat te doen? Toch maar weer meedraaien. Als ik nou maar op kop kan komen, dan kan ik daarna tenminste een tijdlang echt uit de wind rijden. Ik schuif een paar plaatsen naar voren en voel hoe mijn krachten wegvloeien. Dit gaat niet goed… “Hé, ben je weer terug!” zegt de Vlaming in het wit-zwarte tenue verrast als ik links naast hem opduik. “Nou… niet echt”, beken ik.
Direct biedt hij aan om van plaats te wisselen. Wat aardig! Zodra ik uit de wind rijd, opnieuw die opluchting. Nu kan ik weer even herstellen.
Plan B
Zo balanceer ik de laatste dertig kilometers op het randje tussen aanhaken en moeten lossen. In mijn hoofd heb ik al een plan B uitgedacht. Als ik het niet meer trek, dan navigeer ik gewoon op mijn eigen tempo terug naar Brasschaat. Ik wil absoluut de groep niet tot last zijn, al is er afgesproken dat het een samen uit, samen thuis ritje is.
Toch komt het steeds net niet zo ver. Omdat we net even de wind in onze rug hebben, ik een tijdje uit de wind kan fietsen, mijn spieren toch nog wat kracht over hebben… Omdat 20 kilometer toch echt niet meer zo ver is… En 8 kilometer al helemaal niet meer.
Eén keer trek ik aan de bel en vraag ik Hans of het iets langzamer kan. Het tempo zakt even van 32 naar 30 kilometer per uur – een wereld van verschil en voor mij net voldoende om weer te herstellen. “Je bent niet de enige!”, zegt een renner achter me. Eerder al is er een gat gevallen met een groepje achterblijvers. En wanneer iemand een bidon laat vallen, wordt er wel heel bereidwillig gestopt.
Kalmthoutse heide
Ik moet mezelf er af en toe echt aan herinneren dat ik ook nog wat moet genieten – gelukkig wijst Koene me op de schoonheid van de Kalmthoutse heide. Ik zou er anders gewoon aan voorbij zijn gefietst, mijn focus gericht op mijn voorganger.
De laatste kilometers vormt zich een kopgroepje van zes renners die rouleren. Daarna volgen Koene en ik. Achter ons fietst nog een groepje van vijf waar (vertelt Bart me later) het beste ook wel vanaf is. Koene fietst links schuin naast me en blijft me uit de wind houden. Ik bedank hem en heb ineens een brok in mijn keel. Als hij me niet had geholpen, had ik er al tien keer af gelegen.
Ik ben blij dat ik om hulp heb gevraagd. Dit hoort ook bij fietsen.
Ik vind het echt niet fijn om zo tegen mijn grenzen aan te lopen. Maar tegelijkertijd is het ook helemaal geen schande. Met een beetje hulp kan ik toch meekomen. Zonder hulp te vragen had ik mezelf opgeblazen. Ik ben blij dat ik voor de eerste optie heb gekozen. Dit hoort ook bij fietsen. Iemand moet de zwakste schakel zijn en dit keer ben ik dat.
Sprintje
Als we bijna terug zijn in Brasschaat, leven de sterksten van de groep zich nog even uit op een sprintje. Voor hen was dit waarschijnlijk gewoon een rustige duurtraining!
Terug op de parkeerplaats voel ik mijn spieren trekken maar verder ben ik energiek en blij. Een beetje zoals na de Red Bull Kop over Kop tijdrit, toen ik ook 40 kilometer lang met verzuurde spieren heb aangeklampt. Terwijl ik mijn ledematen rek, ervaar ik allerlei positieve gevoelens.
Opluchting: het is gelukt, dankzij sociale medefietsers. Adrenaline: pittige tocht zo vroeg in het seizoen! Blijdschap: nu gezellig warme chocomel drinken met fietsvrienden. Trots: I did it. Wat een mooie sport.
Volg deze blog©Zijwielrent.nl
Hoi Janneke,
Ik ben nog niet zo’n ervaren (vorig jaar zomer begonnen), maar wel erg enthousiaste wielrenster. Bij toeval kwam ik op jouw website en las het artikel over de rit waarbij je telkens op het randje van ‘aanhaken of lossen’ zat. Wat mooi dat jij de tocht met hulp van de groep toch volbracht hebt.
Ik fiets vaak alleen of in een groepje van maximaal 3 a 4 mensen, maar ik moet er toch maar eens aan geloven om in een groep te leren fietsen om zo verder en sneller te kunne gaan. Hoewel ik in theorie heel goed snap dat dat makkelijker is, vind het doodeng (wat als ik niet op tijd kan remmen, wat als ze niet tijdig doorgeven dat … etc). Door jouw verhaal ben ik weer eens op de feiten gedrukt. Nu weet ik zeker dat het echt helpt en dat ik het echt moet gaan doen. Thanks!
Hoi Marina, wat leuk om te horen dat ik je een steuntje in je rug heb kunnen geven met mijn verhaal! Fietsen in een groep is in het begin inderdaad even opletten geblazen, maar je went er heel snel aan. En dan is het hartstikke leuk! Je kunt natuurlijk altijd eerst met een hele rustige groep meegaan om te wennen aan de dynamiek. Dat is ook één van de tips in mijn nieuwste artikel, dat toevallig gaat over ’tips om ontspannen in een groep te fietsen’: https://www.zijwielrent.nl/10-tips-om-ontspannen-groep-fietsen/. Als je dan na een paar keer vertrouwen hebt in je capaciteiten, behendigheid op de racefiets en goed in het wiel durft te rijden, kun je eens met een snellere groep mee. Daar zul je inderdaad uitgedaagd worden maar dat is dan ook leuk, omdat je er inmiddels klaar voor bent! Kortom: pak het in fases aan: begin met een rustige groep, en ga dan naar een snellere groep voor meer uitdaging, zodat je verder en sneller kan gaan. Je hebt nog een heel seizoen voor de boeg om je grenzen te verleggen, veel succes en plezier!
Groetjes Janneke