Beste tips om te dalen met wielrennen
Je kunt echt beter leren dalen door veel te oefenen en de juiste technieken toe te passen. Ik heb een aantal tips voor je opgeschreven, waardoor jij de volgende keer beter de berg afgaat. Ook in Nederland, hoewel de heuvels daar niet zo uitdagend zijn als een lange afdaling in de alpen. Hier volgen mijn beste tips om te gaan dalen met wielrennen (en gravelen).
Handen in de beugels
Je vindt het misschien eng en het is even wennen, maar probeer toch met je handen onderin de beugels te gaan bij het afdalen. Doordat je niet van bovenaf hoeft te knijpen, kun je krachtiger en veel gedoseerder remmen. Het is echt belangrijk om te doen. Je krijgt minder snel kramp in je handen, wat vooral belangrijk is tijdens lange of steile afdalingen. Bovendien is je bovenlichaam lager waardoor je zwaartepunt lager komt te liggen. Daardoor ben je stabieler, heb je meer controle over je racefiets en kun je sneller de bochten door.
Nog een voordeel: met je handen onderin de beugels kunnen je handen niet van het stuur schieten, mocht je onverwachts over een hobbel of steen rijden.
Soepele houding op de fiets
Ontspan op de fiets. Houd je ellebogen wat gebogen zodat je flexibeler bent en hobbels en kuilen makkelijker kunt opvangen. Ook dit maakt dalen makkelijker en leuker! Je kunt je zelf even checken door met je ellebogen even de ‘KFC’ te doen. Je weet wel, net als een kip.
Binnenpedaal omhoog in de bochten
Houd tijdens het afdalen je binnenpedaal omhoog in de bochten. Zo voorkom je dat je pedaal het wegdek raakt. Houd tegelijkertijd druk op het buitenpedaal dat naar beneden staat. Je zult dus vaak de positie van je pedalen wisselen bij een opeenvolging van bochten naar links en naar rechts.
Rem vooral met je voorrem – met beleid hè 😉
Remmen is een van de grootste struikelblokken bij het dalen. Hoe vaak rem je, hoe hard, op welk moment… Als je daar gevoel voor krijgt, wordt het dalen veel makkelijker. Hier een belangrijke remtip: rem vooral met je voorrem. Op je voorwiel staat de meeste druk. Daardoor kun je met je voorrem veel harder remmen. De reden waarom veel fietsers bang zijn om hun voorrem te gebruiken, is natuurlijk de angst om voorover te slaan. Gebruik je voorrem dus wel met een beetje beleid. En rem bij met je achterrem. Grofweg kun je zeggen dat je tijdens het dalen voor ongeveer 70 procent je voorrem gebruikt en voor 30 procent je achterrem.
Daal liever niet met een ‘slepende rem’
Tijdens het dalen kun je het beste kort en stevig remmen, eventueel meerdere keren achter elkaar. Het is misschien verleidelijk om de hele tijd licht te remmen tijdens het dalen, het zogenoemde ‘slepend remmen’. Maar er zijn belangrijke argumenten om dit niet te doen.
Remmen veroorzaakt wrijving en hitte. Door voortdurend te remmen tijdens het afdalen, loopt die hitte op. Als je velgremmen hebt, kunnen je remblokjes verglazen, waardoor ze minder goed remmen. Ook worden je velgen steeds heter. Uiteindelijk kun je daardoor een klapband krijgen. Carbon velgen kunnen bovendien vervormen. Ook als je schijfremmen hebt, kunnen je remblokjes verglazen waardoor ze minder goed remmen.
Laat je racefiets de vrije loop
Slepend remmen gaat, denk ik, ook ten koste van je daalplezier. Je handen raken op den duur vermoeid door het vele remmen, zeker op een lange afdaling. En je remt jezelf letterlijk en figuurlijk af. Hoe fijn is het niet om je racefiets de vrije loop te laten op stukken waar het kan? Het geeft een fantastisch gevoel van vrijheid. Dat heb ik al vaak ervaren, bijvoorbeeld op de lange afdaling van de majestueuze Stelvio.
Rem stevig voor de bochten
Wanneer dan wel remmen? Op lange, rechte stukken kun je je racefiets lekker laten rollen, waarbij je eventueel tussendoor afremt.
Voor bochten in de afdaling is het een ander verhaal. Rem al vóór het inrijden van de bocht voldoende af. Dit betekent waarschijnlijk dat je een paar keer stevig moet remmen om de snelheid eruit te halen. Schat om te beginnen de bocht in als je erop aanrijdt: hoe scherp is de bocht, is het wegdek schoon en droog of juist glad, hoeveel ruimte heb je? Dit bepaalt hoe hard je gaat remmen voor de bocht.
Het is niet de bedoeling dat je in de bocht zelf nog serieus moet remmen. Dan kun je gaan slippen. Licht bijremmen met je achterrem kan nog wel. Laat je fiets door bocht rollen via de ideale lijn die je hebt uitgezet.
Kies je ideale lijn in de bochten
De ideale lijn om te volgen, loopt van buiten, naar binnen, naar buiten. Ga in het begin van de bocht dus zo ver mogelijk naar buiten, stuur dan naar binnen en kom aan de buitenkant van de bocht weer uit. Op die manier maak je de bocht zo wijd mogelijk – en kun je er gemakkelijker en sneller doorheen.
Heb je bijvoorbeeld een haarspeldbocht naar links, dan begin je zo ver mogelijk aan de rechterkant. Blijf uiteraard wel op je eigen weghelft, tenzij je echt alle ruimte en vrij zicht hebt.
Kijk naar het punt waar je uit wilt komen
Kijk vooral niet naar de vangrail of naar een steen of kuil vlak vóór je. Je hebt dan de neiging daar recht op af te rijden. Voor alle bochten, maar vooral die in de afdaling, geldt: kijk goed de bocht door naar het punt waar je uit wilt komen! Dan wordt bochten rijden zoveel makkelijker. Je stuurt namelijk vanzelf naar het punt waarnaar je kijkt. Bovendien kun je beter anticiperen op zaken die op je afkomen als je vooruit kijkt, zoals brokken steen op het wegdek.
Kijk maar eens hoe de meester Cancellara zijn lijnen kiest en anticipeert op obstakels :).
Sneller afdalen
Wat te doen bij shimmy?
Een vervelend verschijnsel is shimmy. Bij een bepaalde snelheid kan je racefiets uit onbalans raken en gaan zwabberen. Dit kun je oplossen door ofwel harder te gaan, ofwel te remmen. Schijnbaar helpt het ook om het stuur stevig vast te pakken en je been tegen de bovenbuis te leggen. Door de extra demping raak je de trillingen kwijt. Ik heb dit gelukkig nooit meegemaakt en hoop het ook nooit mee te maken! Lees meer over shimmy op M.gineering.nl.
Niet op je teller kijken – of juist wel
Martin Bons, auteur van het boek ‘De kunst van het dalen‘, raadt aan om tijdens het dalen niet op de teller te kijken – het kan weleens harder gaan dan gedacht en hij knijpt dan soms van schrik acuut in zijn remmen.
Zelf heb ik daar niet zo’n moeite mee. Ik vind het tijdens een afdaling juist leuk om te zien hoe hard ik ga, en dat er misschien nog wel wat bij kan. Als je 68 km per uur gaat, dan wil je best even extra aanzetten om die 70 km aan te tippen. Het is dus maar net hoe je er zelf in staat.
Toevoeging: als je een navigatiecomputer hebt, zet ‘m dan op de kaart, zodat je een beetje kunt inschatten welke bochten er aan komen. Dan kun je af en toe snel checken of je moet remmen over 400 meter, of dat je nog even bij kunt trappen
Nog wat daaltips:
- Witte strepen op de weg, die zijn zeker met regen heel erg glad. Stuur daar vooral omheen.
- Als het heeft geregend is jouw remweg langer. Hou daar rekening mee.
- Oefen op het vlakke of viaductjes regelmatig je remtechniek.
- Extra tip; jouw voorrem is in de bergen je meest krachtige rem. Probeer die ook te gebruiken, maar altijd goed doseren.
- Heb je moeite met het dalen met je handen in de beugels? Probeer het op viaducten!
- Tijdens het dalen moet je geconcentreerd zijn. Ga daarom niet oververmoeid na een heftige klim de afdaling in. Gun jezelf de tijd om even bij te komen op de top, zodat je scherp naar beneden kunt gaan. Better safe, than sorry
- Controleer voor je volgende rit je remmen. Zijn de remblokjes nog in orde? Staan je remmen dicht? Staan je remblokjes voldoende dichtbij de velgen? Je wilt niet dat je remhendels tegen je stuur aankomen als je hard moet remmen.
- Pomp je banden in het hooggebergte niet tot het maximum op. Door de toenemende luchtdruk wordt ook de druk in je banden groter. In combinatie met slepend remmen, heb je een grotere kans op een klapband. Als het wegdek nat is, kun je wat lucht uit je banden laten voor meer grip. Op de band staat aangegeven wat het maximum is.
Oefen het dalen, maar bewaak je grenzen
Rijd eens een keer achter iemand aan van wie je weet dat hij of zij goed daalt. Probeer zijn/haar lijnen te volgen. Het dalen zal dan waarschijnlijk makkelijker gaan. Maar bewaak wel je grenzen. Het dalen moet goed blijven voelen. Door jezelf te forceren om een betere daler te volgen, kun je lelijk uit de bocht vliegen (letterlijk en figuurlijk).
Sowieso denk ik dat je niet teveel risico’s moet nemen. Ik ga zelf alleen voluit op afdalingen waar ik echt goed zicht heb, met overzichtelijke bochten en weinig uitritten. Die paar kilometer per uur sneller vind ik het gevaar niet waard.
Verder gaat dalen makkelijker naarmate je het vaker doet. Je bouwt zelfvertrouwen op en krijgt steeds meer rust in de afdaling. Het dalen gaat steeds soepeler en wordt zo leuker. Want dat is het belangrijkste: geniet ervan!
Wielerboek: De kunst van het dalen
Met veel plezier heb ik het wielerboek ‘De kunst van het dalen’ gelezen van Martin Bons. In dit boekje beschrijft de journalist hoe hij zijn angst voor dalen probeert te overwinnen. Hij wisselt daaltips en dagboekfragmenten af met mooie daal-anekdotes uit de geschiedenis van de Tour de France.
Lees ook: 8 tips om beter te klimmen met wielrennen
Volg deze blog
Sowieso altijd in de beugels zitten tijdens het dalen zodat je indien nodig met meer kracht kan remmen.
Verder in een bocht de druk op je buitenpedaal houden, je zult merken dat je zonder te sturen al de bocht in wordt gestuurd. Je kunt dit zelfs in het vlakke Nederland al oefenen!
Voor de bocht al op de juiste snelheid zitten (dus voor de bocht remmen) zodat je niet meer in de bocht moet remmen.
Kijken kijken kijken; hoe loopt de bocht, komt er verkeer aan, zo nee, van buiten naar binnen naar buiten.
En genieten!
Hoi Margriet,
Bedankt voor deze extra tips. Ik ga de bocht met druk op het buitenpedaal zeker oefenen hier op het vlakke. En in de heuvels natuurlijk!
Groetjes Janneke
Miste ook de tip om bij het dalen altijd in de beugels te zitten. Voordeel hiervan is dat je zwaartepunt lager is en er meer druk op je voorwiel is. Dit komt het weggedrag ten goede.
Verklein, als je handen wat kleiner zijn, de afstand naar je remmen als dat mogelijk is. Met je handen in de beugels, in plaats van op de shifters, kan je krachtiger, maar ook meer gedoseerd remmen. Hier heb je veel profijt van tijdens het dalen. Na een crash in Limburg in een afdaling was ik niet echt bepaald meer een ‘Nibali’ en heb opnieuw moeten leren dalen. De ‘beugels’ hebben me hierbij erg geholpen.
Goede tip, Gus! Moet er zeker in. 🙂 (wordt aan gewerkt as we type)
Hoi Gus, heel terechte opmerking, ik heb je tip opgenomen in het artikel. Thanks voor de aanvulling!
Interessant stuk! Hele belangrijke en goede tips! Misschien nog twee extra:
Eigenlijk moet je altijd dalen met je handen in de beugels: onderin de beugels is niet alleen beter voor het remmen, maar is ook veiliger (zeker) bij hoge snelheden: als je door een kuiltje of over een hobbeltje rijdt, kunnen je handen niet van je stuur afschieten. Als je je handen bovenop de remhendels hebt, heb je kans dat je handen er dan af schieten met alle gevolgen van dien…
En blijf zoveel mogelijk trappen (desnoods zonder druk op de pedalen). Zeker bij de wat minder stijve fietsen helpt dit heel veel voor de stabiliteit tijdens het dalen.
Hoi Rik, mee eens, onderin de beugels is eigenlijk gewoon een must, het is veel beter in alle opzichten. Het geeft mij een zeker gevoel tijdens het dalen. Wat betreft het meetrappen: ik doe dat zelf niet bewust (hooguit om warm te blijven of snelheid te maken), maar ik heb dan ook nooit het gevoel gehad dat ik stabiliteit miste. Ik heb wel van meer mensen gehoord dat zij daarbij gebaat zijn. Wielrenschool.nl is enthousiast pleitbezorger van die techniek. Bedankt voor je aanvullingen!
Shimmy… Ik kreeg er al 3 keer mee te maken. Net drie weken geleden, tijdens de Pirata in Bormio nog twee dagen na elkaar. Ik ben een koukleum en op 1200 m hoogte is het ’s morgens op dit ogenblik van het jaar nog best koud. Om 07.00 hr onderweg naar de Mortirolo in een afzink aan 55/hr begon ik te rillen als gek. Automatisch wordt dit dan overgebracht op de voorvork. Ik mag er niet aan denken van dan nog bij te trappen. Knieën tegen de buis en niet te bruusk remmen is mijn devies. De eerste keer scheelde het geen haar of ik ging finaal tegen de grond. Nu voelde ik het zowat aankomen en kon ik er op anticiperen, maar het blijft levensgevaarlijk.
Blijf doortrappen als je je achterrem gebruikt. Dan is de kans dat je achterwiel blokkeert en stuk kleiner. En een tip die elke motorrijder tjerken: kijk waar je heen wilt. Zoek de ruimte met je ogen en je lichaam stuurt er vanzelf heen. Kijk je naar die boom in de buitenbocht? De kans is groot dat je erop rijdt.